Heb jij een lockmachine? Ja? Lees dan vooral even deze tutorial met een paar van mijn beste locktips. Nog geen lockmachine? Ga je er vooral even in verdiepen, want het is wel een gamechanger voor je naaiwerk…
De manier waarop je steek eruit ziet, is te beïnvloeden door een paar knoppen: de draadspanning, de steeklengte en de DIF knop. Wanneer je tevreden bent over hoe je steek eruit ziet, blijf dan vooral van de draadspanning en steeklengte af (schrijf de standen even ergens op, zodat je na bijvoorbeeld een rolzoom makkelijk terugschakelt.) Waar je wèl elke keer aan moet zitten is de DIF: deze heeft een grote invloed op hoe je stiksel eruit komt te zien.
Je kunt natuurlijk een fijne voorraad met leuke kleurtjes aanschaffen, maar in de praktijk werken de kleuren lichtgrijs, wit, donkergrijs en donkerblauw uitstekend op de meeste kleuren stof. Vooral als je dat fijne lockgaren van Alterfil gebruikt; zacht in gebruik en zo dun dat het stiksel niet echt opvalt. In tegenstelling tot die dikke rupsen van goedkoop lockgaren van de markt 😉
4. Afknopen
Losse lus onderaan naad
Losse lus aan uiteinde zak
Een lockmachine kan niet afhechten, zoals een naaimachine. Dat betekent dat je met een lange lus begint en ook zo eindigt en die lussen kunnen weer ontrafelen. Hier hoef je niet eens je best voor te doen; dat gebeurt tijdens dragen of wassen vanzelf wel. Die lussen moeten op de een of andere manier dus nog gefixeerd worden.
Heb je bijvoorbeeld een zijnaad gelockt, fixeer je die lange lus in de loop van het maakproces vanzelf doordat je er een nieuw onderdeel aan vaststikt, of de zoom stikt. Bij een trui lock je de zijnaad en naai je vervolgens in het armsgat de mouw, waardoor je over het uiteinde van je locksel heen stikt. Aan de onderkant komt een boord. Voila, gefixeerd.
Er zijn echter ook naden die je als laatste lockt en waar je vervolgens niet meer overheen stikt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de naad van een halsboord, of een zak die in je broek of jurk hangt. Die moet je dus nog even zelf fixeren.
Er zijn verschillende manier om dat te doen en hier noem ik er een paar (en mijn favoriet!):
Je kunt een stopnaald pakken, de lus door het oogje trekken en die draden onder het lockstiksel door trekken.
Je kunt met de zigzag op je naaimachine het lusje fixeren op de naad. Niet de mooiste oplossing, wel de makkelijkste!
En mijn favoriet: neem een speld of naald en haal voorzichtig het lusje uit elkaar. De 3 of 4 losse draden die je dan hebt liggen knoop je vast met een platte knoop (links over rechts, rechts over links).
Vervolgens kun je bij alle drie de draden kort afknippen.
Begin hiervoor aan een zijde te locken en wanneer je bij het uiteinde bent aangekomen, stik je een stukje door, til je de persvoet op, roteer je de stof en leg je het beginpunt onder de naald. Laat de voet de weer zakken en ga verder met locken. Zo heb je op de hoek een klein lusje zonder los uiteinde. Je kunt dit heel strak doen, maar als je een wat langere lus nodig hebt om de hoek om te gaan, is het net zo goed!
Raderen is een manier om patroonlijnen en merktekens over te nemen op stof, waardoor je netjes kunt naaien. Altijd nodig? Lees in deze tutorial hoe je het radeerwieltje slim inzet!
5 x locken: de basis
Heb jij een lockmachine? Ja? Lees dan vooral even deze tutorial met een paar van mijn beste locktips. Nog geen lockmachine? Ga je er vooral even in verdiepen, want het is wel een gamechanger voor je naaiwerk…
Lees hier de tips over welke naden je hoe afwerkt ook even!
Nog meer goede naaitips ontvangen?
1. Knoppen
De manier waarop je steek eruit ziet, is te beïnvloeden door een paar knoppen: de draadspanning, de steeklengte en de DIF knop. Wanneer je tevreden bent over hoe je steek eruit ziet, blijf dan vooral van de draadspanning en steeklengte af (schrijf de standen even ergens op, zodat je na bijvoorbeeld een rolzoom makkelijk terugschakelt.) Waar je wèl elke keer aan moet zitten is de DIF: deze heeft een grote invloed op hoe je stiksel eruit komt te zien.
Deze mogelijkheid zit op de meeste (moderne en niet al te simpele) machines en je vindt de knop meestal aan de rechterzijkant. Deze knop bedient het differentiaal transport: de snelheid waarmee de stof door de twee setjes tanden wordt voortgetrokken. Een naaimachine heeft één setje, de lockmachine 2, en die snelheid moet je per stofsoort aanpassen. Schrijf voor jezelf ergens op:
2. Hoeveel klossen garen?
Wat mijn cursisten thuis doen is mij om het even, maar hier in de studio wordt de lockmachine alleen gebruikt om naden af te werken, niet om een heel kledingstuk in elkaar te stikken. Dat is deels omdat de machines dan steeds omgebouwd moeten worden (kleur garen, stand van de spanning, etc) en dat is onhandig bij een groep mensen die allemaal van dezelfde machines gebruik maakt. Voor het stikken- en afwerken inéén werk je met 2 naalden en 4 klossen. Gebruik je de naaimachine om te stikken en de lockmachine enkel om af te werken, heb je in principe maar 1 naald nodig en 3 klossen. Ik gebruik de rechternaald, omdat je dan het smalste stiksel krijgt en de draden niet snel per ongeluk los kunnen komen. Dat scheelt weer een klos garen!
3. Kleur garen
Je kunt natuurlijk een fijne voorraad met leuke kleurtjes aanschaffen, maar in de praktijk werken de kleuren lichtgrijs, wit, donkergrijs en donkerblauw uitstekend op de meeste kleuren stof. Vooral als je dat fijne lockgaren van Alterfil gebruikt; zacht in gebruik en zo dun dat het stiksel niet echt opvalt. In tegenstelling tot die dikke rupsen van goedkoop lockgaren van de markt 😉
4. Afknopen
Een lockmachine kan niet afhechten, zoals een naaimachine. Dat betekent dat je met een lange lus begint en ook zo eindigt en die lussen kunnen weer ontrafelen. Hier hoef je niet eens je best voor te doen; dat gebeurt tijdens dragen of wassen vanzelf wel. Die lussen moeten op de een of andere manier dus nog gefixeerd worden.
Heb je bijvoorbeeld een zijnaad gelockt, fixeer je die lange lus in de loop van het maakproces vanzelf doordat je er een nieuw onderdeel aan vaststikt, of de zoom stikt. Bij een trui lock je de zijnaad en naai je vervolgens in het armsgat de mouw, waardoor je over het uiteinde van je locksel heen stikt. Aan de onderkant komt een boord. Voila, gefixeerd.
Er zijn echter ook naden die je als laatste lockt en waar je vervolgens niet meer overheen stikt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de naad van een halsboord, of een zak die in je broek of jurk hangt. Die moet je dus nog even zelf fixeren.
Er zijn verschillende manier om dat te doen en hier noem ik er een paar (en mijn favoriet!):
Vervolgens kun je bij alle drie de draden kort afknippen.
5. Het hoekje om locken
Locken doe je niet alleen in rechte lijnen: soms wil je bijvoorbeeld een zijnaad afwerken en daarna gelijk de zoom. Dat kun je dan mooi in één etappe doen, zodat je op de hoek niet zo’n lusje hebt dat je dan weer af moet werken…
Begin hiervoor aan een zijde te locken en wanneer je bij het uiteinde bent aangekomen, stik je een stukje door, til je de persvoet op, roteer je de stof en leg je het beginpunt onder de naald. Laat de voet de weer zakken en ga verder met locken. Zo heb je op de hoek een klein lusje zonder los uiteinde. Je kunt dit heel strak doen, maar als je een wat langere lus nodig hebt om de hoek om te gaan, is het net zo goed!
2 replies to “5 x locken: de basis”
Anne Jans
Dankjewel voor deze wijze raad!
Merel Meijer
Graag gedaan!
Related Posts
Raderen
Raderen is een manier om patroonlijnen en merktekens over te nemen op stof, waardoor je netjes kunt naaien. Altijd nodig? Lees in deze tutorial hoe je het radeerwieltje slim inzet!
What the Toile?
Wat is een toile? Waarom zou je er eentje maken? Dat is toch zonde van de tijd? Ik beantwoord al je vragen!
Zomen: de easy way!
Ik deel graag met jou de makkelijkste manier van zomen die ook nog eens heel mooi is!
Nieuwe stoffen en patronen
Deze toffe patronen en mooie stoffen zijn nieuw in de webwinkel!